Bron: Houtum, H. van en Gielis, R. (2006), Elastische migratie. Nederlandse migranten in de Duitse en Belgische grensgebieden, Geografie, jaargang 15, nummer 8, p. 24-27

Nederlandse migranten in de Duitse en Belgische grensgebieden



Door: Ruben Gielis & Henk van Houtum



Elastische migratie


De laatste jaren migreren steeds meer Nederlanders naar de overzijde van de grens. Het gaat om internationale migratie, maar de mensen kunnen dagelijks terug naar hun moederland. Hoe ziet deze grensmigratie er uit en wat zijn de gevolgen?


Migratie aan de Nederlands-Duitse en Nederlands- Belgische grens is er altijd geweest. Mensen die aan de ene kant van de grens geen werk konden vinden, zochten hun heil in het buurland. Grensmigratie was dus arbeidsmigratie: afhankelijk van de economische situatie in de drie landen was er soms een migratiebeweging van Duitsers en Belgen naar de Nederlandse grensgebieden, en op andere momenten een beweging van Nederlanders naar de Duitse en Belgische kant. Deze arbeidsmigratie was nooit echt omvangrijk; telkens ging het om een paar honderd migranten. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig is een veel ingrijpendere migratiestroom ontstaan, van tienduizenden Nederlanders naar gebieden net over de Belgische en Duitse grens. Deze beweging is niet alleen qua omvang onvergelijkbaar met de voorgaande migratie, ook de redenen zijn nieuw. Het gaat nu niet om werk, maar om huisvesting. Het aantrekkelijke fiscale milieu in België en de lage huizen- en grondprijzen en woonen autobelastingen in Duitsland zorgen voor een prettig woonklimaat aan de overzijde van de Nederlandse grens. De lage woonlasten, gecombineerd met het opengaan van de binnengrenzen van de Europese Unie hebben geleid tot een explosieve groei van het aantal Nederlandse migranten in de Duitse en Belgische grensgebieden sinds 1985. In 2003 woonden al bijna 51.000 Nederlanders in het Belgische en bijna 33.000 Nederlanders in het Duitse grensgebied (figuur). In het Belgische grensgebied clusteren de Nederlanders zich vooral in grensplaatsen als Essen (bij Roosendaal), Meerle (bij Breda), Poppel en Turnhout (bij Tilburg) en Lommel (bij Eindhoven). In het Duitse grensgebied zijn er clusters van Nederlandse migranten in Bunde (bij Winschoten), Bad Bentheim en Gronau (bij Enschede), Kranenburg en Kleve (bij Nijmegen) en Selfkant (bij Sittard) (kaart).

Verschillen


Hoewel de redenen voor de verhuizing overeenkomen, zijn er ook verschillen tussen de Nederlanders in het Belgische en het Duitse grensgebied. Degenen die naar Duitsland migreren, wonen vaak al in het grensgebied, hebben verhuisplannen en besluiten vanwege de lage huis- en grondprijzen een huis te kopen of bouwen in het Duitse buurdorp in plaats van in het eigen dorp. De migratie aan de Duitse grens heeft dus een regionaal karakter. Kenmerkend voor de migranten in het Belgische grensgebied is dat zij uit alle delen van Nederland komen. Er strijken bijvoorbeeld veel mensen uit de Randstad neer in Belgische grensplaatsen. Tegenwoordig komt de ‘Duitse situatie’ echter ook steeds vaker voor aan de Belgische grens. Vanwege de lagere prijs van de huizen en bouwgrond in België hebben veel Nederlanders uit het grensgebied de laatste tijd een huis gekocht of gebouwd aan Belgische zijde. De Nederlands-Belgische grens kent dus ook steeds meer regionale migratie. Een ander verschil tussen de twee grensgebieden is dat de grote trek aan de Nederlands-Belgische grens meteen na 1985 op gang kwam, terwijl daar bij de Nederlands-Duitse grens enkele jaren overheen gingen. Een eerste reden is dat de Nederlanders aan de Duitse grens ook een taaldrempel over moeten; deze drempel ontbreekt aan de Belgische grens. Daarnaast lijken de gespannen Nederlands-Duitse relaties een rol te hebben gespeeld. Door de Tweede Wereldoorlog waren Duitsers decennia lang dé symbolische ‘ander’ voor de Nederlandse natie. Pas eind jaren negentig van de 20ste eeuw kwam daarin verandering. Door de terroristische aanslagen in New York en Madrid en het grimmige immigratie- en integratiedebat dat daarop volgde, zijn moslimimmigranten de belangrijkste symbolische ‘ander’ voor de Nederlandse natie geworden. De negatieve Duitslandbeelden zijn afgezwakt en spelen een kleinere rol in de nationale identiteit van Nederlanders. Al zal er geen één-op-één-verband bestaan tussen het afnemende belang van Duitsers in het nationale zelfbeeld van Nederlanders en de toegenomen migratie van Nederlanders naar Duitsland, toch hebben de meer ontspannen relaties met Duitsland zeker de drempel verlaagd om daarheen te verhuizen. Een directere aanleiding voor de grote verhuisbeweging naar de Duitse grensgebieden sinds eind jaren negentig was van financiële aard. Door de overspannen woningmarkt stegen de huizenprijzen in Nederland zo hard dat een huis aan de Duitse kant van de grens bijna half zo duur werd als aan de Nederlandse kant. Deze financiële stimulus werd vanaf 2001 nog versterkt door de herziening van het Nederlandse belastingregime, waardoor in het buitenland wonende Nederlanders in aanmerking blijven komen voor de hypotheekrenteaftrek. Dit alles leidde tot een ware run op huizen aan de Duitse zijde, met 2002 als voorlopig hoogtepunt. In dat jaar stak een recordaantal van 7000 Nederlanders de Duitse grens over.

Elastische migratie


De Nederlandse migranten in de Duitse en Belgische grensregio’s zijn goed beschouwd transmigranten, mensen die naar een ander land migreren, maar verschillende banden creëren en behouden met het land van herkomst. De behoefte aan binding met het moederland uit zich in het regelmatig in virtuele (via televisie en internet) of fysieke zin terugkeren naar het moederland en in een sterke identificatie met het moederland. Transmigranten leven als het ware aan het elastiek van hun moederland. Door nationale gebruiken en symbolen de grens over te nemen, rekken transmigranten het nationale elastiek uit, en door regelmatig terug te keren naar het moederland laten ze het elastiek weer terugschieten. Transmigratie kenmerkt zich door een voortdurend uitrekken en terugschieten van het nationale elastiek. De Nederlanders aan de andere kant van de Duitse en Belgische grens zijn een nieuw soort transmigranten. Tot dusver speelde transmigratie zich vooral af over grote afstanden. Voorbeelden zijn de transmigratie van Aziaten naar de Verenigde Staten en die uit ontwikkelingslanden naar westerse landen. De Nederlandse transmigratie aan de Duitse en Belgische grens onderscheidt zich door de korte afstand waarover de Nederlanders migreren: het zijn korteafstandstransmigranten. Vooral de Nederlandse migranten in de Duitse grensgebieden kunnen als zodanig worden getypeerd. De korteafstandstransmigranten naar Duitsland en België kunnen veel vaker terugkeren naar hun land van herkomst dan bijvoorbeeld Turkse en Marokkaanse langeafstandstransmigranten. De Nederlandse korteafstandstransmigratie kenmerkt zich dus door een extreme elasticiteit; het nationale elastiek veert (vrijwel) dagelijks heen en weer.

Vernederlandsing


De Nederlandse migranten maken veelvuldig gebruik van de nabijheid van het moederland. Ze werken er, hun kinderen gaan er naar school, ze beoefenen er hun hobby’s en ze gaan er uit en naar vrienden. Maar ook voor triviale dingen als een potje pindakaas of het onderhoud van de auto steken ze de grens over. Het dagelijkse grenshoppen is duidelijk zichtbaar in het Nederlands-Duitse en Nederlands-Belgische grenslandschap. Kenmerkend voor de doordeweekse dagen is de stoet Nederlanders die de grens over rijdt op weg naar of terug van werk en school. Op zondagmiddag wordt het grenslandschap gedomineerd door een Nederlandse stoet auto’s richting Duitsland en België, op de terugweg van een bezoek aan vrienden en/of familie. Aan de Duitse grens is dit grenshoppen nog extremer dan aan de Belgische, omdat de Nederlanders in de Duitse grensgebieden bijna allemaal afkomstig zijn uit de grensregio en daar familie en vrienden hebben zitten. Alleen op zaterdagochtend blijven de Nederlandse migranten aan de Duitse kant; er komen dan zelfs Nederlanders naar Duitsland, om goedkoop boodschappen te doen. Typerend is ook dat de Nederlandse migranten de neiging hebben zich bij elkaar te vestigen in bepaalde delen van het dorp. Vooral in de Duitse grensplaatsen is dat duidelijk te zien. Daar wordt vrijwel alle grond in nieuwbouwwijken opgekocht door Nederlanders. Gevolg is dat aan de randen van sommige Duitse grensplaatsen Nederlandse enclaves ontstaan. Een van de meest zichtbare uitingsvormen van de vernederlandsing is de afwijkende bouwstijl. Over het algemeen zijn de ‘Nederlandse’ wijken dichter bebouwd dan ‘Duitse’. Daarnaast hebben de huizen van de Nederlanders meestal lichte bakstenen, grote ramen en kleine tuinen, en de huizen van de Duitsers donkere bakstenen, kleine ramen en grote tuinen. De vernederlandsing zit ook in meer subtiele, banale symbolen als tuinmolentjes en naambordjes. Op deze manier zijn de Nederlandse wijken vaak broedplaatsen van nationale identiteit. Ze staan bij de lokale Duitse bevolking dan ook bekend als ‘Holland-getto’ of ‘klein Amsterdam’. De Nederlandse migranten bezorgen lokale overheden regelmatig hoofdbrekens, zowel aan de Nederlandse als aan de Duitse en Belgische kant van de grens. Zo is het herhaaldelijk voorgekomen dat Nederlandse grensgemeenten de migratiestroom hebben onderschat, wat leidde tot te hoge ramingen voor het aantal nieuwbouwwoningen. Duitse en Belgische grensgemeenten moeten op hun beurt ondervinden dat alle te koop staande huizen in handen komen van Nederlanders en het voor de lokale bevolking steeds moeilijker wordt een huis in het eigen dorp te bemachtigen. Ook qua prijs wordt dat steeds moeilijker. Door de grote toestroom van Nederlanders stijgen de huizenprijzen, waardoor een deel van de lokale bevolking (vooral de starters) financieel niet meer in staat is een huis te kopen in het eigen dorp. Onderwijs is een ander beleidsterrein waar de komst van de Nederlanders grote gevolgen heeft. De meeste Nederlandse kinderen die in de Duitse en Belgische grensregio’s wonen, blijven in Nederland op school gaan. Daardoor hebben de Duitse en Belgische scholen een tekort aan leerlingen en de Nederlandse scholen een overschot.

Integratie


Door het kolonisatiegedrag van de Nederlanders in de Duitse en Belgische grensgebieden wordt het integratievraagstuk steeds belangrijker. De autochtone bevolking in de Duitse en Belgische grensplaatsen vindt over het algemeen dat de Nederlanders te weinig moeite doen om te integreren in de Duitse of Belgische (lokale) samenleving. De Nederlanders blijven te veel in Nederland leven, trekken zich terug in hun enclaves en mengen zich onvoldoende met de lokale bevolking. Het tekort aan leerlingen op scholen aan de Duitse en Belgische kant van de grens is voor de lokale bevolking op zich al problematisch, maar het is ook een teken dat Nederlandse migranten hun kinderen niet in Duitsland of België willen laten integreren. Om daar verandering in te brengen, worden soms verrassende maatregelen genomen. Zo heeft de Duitse grensgemeente Kranenburg voor dit schooljaar een Nederlandse leerkracht op de basisschool aangesteld. Door tweetalig onderwijs aan te bieden hoopt de gemeente dat Nederlandse migranten hun kinderen voortaan naar de lokale school sturen. De Duitse overheid wil de integratie van de Nederlandse migranten dus bevorderen door ze meer rechten te geven (namelijk recht op onderwijs in de eigen taal). De Duitse staat – als een formele, politieke eenheid – wordt als het ware aangepast om de Nederlandse migranten binnen boord te houden. Dit is een opvallende maatregel, want ze staat lijnrecht tegenover de manier waarop West-Europese landen tegenwoordig met migranten omgaan. De laatste jaren is onder leiding van de kabinetten- Balkenende het integratiebeleid sterk aangescherpt en de toon verhard. Migranten moeten zich niet alleen conformeren aan de Nederlandse wet (integratie in de staat), ze moeten zich ook houden aan de Nederlandse normen en waarden (integratie in de natie). Het is interessant de integratie van de Nederlandse migranten in de Duitse en Belgische grensgebieden de komende tijd te blijven volgen. Niet alleen om de specifieke problemen in het grensgebied beter te begrijpen, maar zeker ook omdat het een andere blik werpt op het grimmige en soms angstige integratiedebat dat zich momenteel in Nederland en andere West-Europese landen afspeelt. Het toont dat er andere manieren zijn om tegen de integratie van migranten aan te kijken dan een gedwongen integratie in de natiestaat. ¦